Om de motor van een statische toestand naar een werkende toestand te laten overgaan, moet de krukas door externe kracht worden gedraaid om de zuiger heen en weer te laten bewegen. De motor kan zelfstandig draaien en de werkcyclus kan automatisch verlopen. Daarom wordt het hele proces, vanaf het moment dat de krukas onder invloed van externe kracht begint te draaien tot het moment dat de motor automatisch stationair gaat draaien, het starten van de motor genoemd. Het apparaat dat nodig is om het startproces te voltooien, wordt het startsysteem van de motor genoemd.
Wat is het doel van het startsysteem?
Het startsysteem zet de in de accu opgeslagen elektrische energie om in mechanische energie. Om deze omzetting te realiseren, is een startmotor nodig. De startmotor genereert stroom van de gelijkstroommotor en drijft de krukas van de motor aan om door elk mechanisme te draaien, waardoor de motor kan starten. Het startsysteem bestaat uit de volgende componenten: accu, contactslot (startschakelaar), startmotor, startrelais, enz.
Samenstelling van het startsysteem: Het startsysteem van een auto bestaat hoofdzakelijk uit een accu, een contactslot, een starter, een relais of elektromagnetische schakelaar en een transmissiemechanisme voor de starter.
De functie van het startsysteem
Het werkingsprincipe van het startsysteem is dat de accu elektrische energie levert. Onder aansturing van de contactschakelaar en het startrelais zet de starter de elektrische energie om in mechanische energie, die het vliegwielhuis en de krukas van de motor laat draaien, waardoor de motor automatisch gaat draaien. Het werkingsproces van het startsysteem omvat de volgende onderdelen:
(1) Gebruik de sleutel om de contactschakelaar in de AAN-stand te zetten (de vorige versnelling vóór het starten). De meter wordt ingeschakeld en gaat na een paar seconden in de startklare stand.
(2) Zet de SRART-versnelling van het contactslot aan en sluit de accu en het circuit van het startsysteem aan.
(3) Het startrelais is bekrachtigd. Hierbij heeft het relais twee functies: de ene is het verbinden van het circuit tussen de starter en de accu, en de andere is het regelen van de verschuiving van de vork om het aandrijftandwiel van de starter in aangrijping te brengen met het vliegwiel van de motor.
(4) Nadat de starter is ingeschakeld, draait de hoofdas onder invloed van elektromagnetisme.
(5) Het aandrijftandwiel op de hoofdas van de starter draait, waardoor het vliegwiel en de krukas van de motor draaien. Om het koppel hier te verhogen, is de overbrengingsverhouding van het starttandwiel en het vliegwiel van de motor doorgaans 13:17 (bij een dieselmotor is dit doorgaans 8:10), wat het starten van de motor vergemakkelijkt.
(6) Onder normale omstandigheden kan de motor na een korte start in de automatische werkingsstand gaan.
(7) Wanneer de motor in de automatische werkingsstand komt, start hij en tegelijkertijd wordt, onder de werking van de eenrichtingskoppeling, het aandrijftandwiel van de startmotor automatisch losgekoppeld van de motor.
(8) Tot nu toe is een normale start voltooid. Maar nu beschikt het algemene startsysteem ook over een veiligheidscircuit, dat ervoor zorgt dat de starter niet start als de motor draait vanwege medelijden. Dit gebeurt meestal door de werking van de motor te bewaken om te bepalen of de starter kan worden ingeschakeld.
Concluderend speelt de functie van het startsysteem een sleutelrol bij het initiëren van het verbrandingsproces en de overgang van een statische toestand naar een volledig operationele toestand. Het startsysteem zet de elektrische energie van de accu om in mechanische energie, en de starter drijft de krukas van de motor aan om te roteren, waardoor de zelfstartende toestand die nodig is voor verbranding wordt bevorderd. Het startsysteem bestaat uit componenten zoals de accu, het contactslot, de starter en het relais, die een reeks handelingen coördineren om uiteindelijk de automatische werking van de motor te bereiken.
